Tekst Peter Nijenhuis 2015:
Christoph Heek
‘Ik fotografeer en ik teken. Als ik fotografeer besluit ik voor een bepaalde aanpak. Ik bepaal vooraf wat ik ga doen. De uitkomst van zo’n procedé is ook voor mij een verrassing, maar de weg erheen is in bepaalde opzichten vastgelegd. Wat me motiveert is het vermoeden dat er meer is te zien dan mensen doorgaans zien. Onze zintuigen onze veronderstellingen leiden ertoe dat we de wereld op een bepaalde wijze waarnemen. Onze waarneming is per definitie beperkt en eenzijdig. De procedés die ik volg, zijn een poging om de beperkingen van de waarneming te doorbreken. Ik probeer in beeld te brengen wat we niet zien of wat we zouden kunnen zien als we fysiologisch en mentaal anders zouden zijn toegerust. Met dat doel voor ogen heb ik voor een van mijn fotoreeksen twee scheermessen voor mijn camera gemonteerd, de scherpe zijden tegen elkaar zodat midden voor de kamer van de camera een zeer nauwe spleet ontstaat. Door de minieme spleet tussen de scheermessen dringt weinig licht door en dat licht wordt ook niet gebogen. De beelden lijken qua kleur en vorm sterk vervormd, alsof ze zijn gephotoshopt. De kleurverandering is echter het gevolg van het feit dat de diafilm langer belicht is dan de belichtingstijd waarvoor hij is gemaakt. De foto’s maken in mijn ogen iets zichtbaar van de realiteit die bestaat naast de realiteit zoals wij hem zien en opvatten. In het kader van een andere fotoreeks heb ik de foto’s van industriële gebouwen uit een van de boeken van Bernd en Hilla Becher gereproduceerd en over elkaar afgedrukt. Wat dan verschijnt, is een beeld dat opvallend genoegd de trekken heeft van een menselijke gestalte.
De laatste vier jaar ben ik me meer en meer gaan toeleggen op het tekenen en is het fotograferen minder belangrijk geworden. Als ik teken ben ik heel anders bezig. Ik werk dan niet volgens een vooropgezet procedé. Ik volg maar één regel, als je dat een regel zou willen noemen, en dat is dat ik niet afbeeld. Afbeelden is voor mij niet wezenlijk. Het zit het tekenen in de weg. Iets afbeelden schept een betekenislaag die afleidt van de twee zaken waar het me echt om gaat: het tekenen zelf en de compositie. Ik probeer zo blanco mogelijk te tekenen en probeer al tekenend te achterhalen wat het tekenen als handeling vertelt over het tekenen en de compositie. Tekenen is in eerste instantie plezier, een soort handelend nadenken, maar niet op manier die wetenschappelijk-analytisch is. Het nadenken over de tekeningen komt pas naderhand. De tekening roept altijd vragen op. Hoe kan een enkele streep of vlek in de ene hoek de rest van het lege tekenvlak bespelen en veranderen? Hoe komt het dat in de ene tekening een vorm van linksboven lijkt neer te dalen en in een andere tekening een vergelijkbare vorm in een soort onbegrensd vacuüm lijkt te zweven? Sinds een tijd werk ik met lagen transparante lakverf die ik na het tekenen op een vaste plek op het tekenvlak aanbreng. Die steeds op een vaste hoogte aangebrachte laklaag gaat een ‘discussie’ aan met de tekening eronder, die spontaan en improviserend is ontstaan. Zo’n laklaag voegt bovendien een portie wazigheid toe. Mensen willen klare lijnen en duidelijkheid, maar zo zit het leven niet in elkaar.’
Tekst Peter Nijenhuis 2015: